Redelijke termijn bij toekennen gouden handdruk

Vraag en Antwoord 29 april 2010, nr. 10-002
Wordt aan een werknemer een gouden handdruk toegekend, dan moet de werknemer kiezen of hij deze gouden handdruk meteen wil genieten, of dat hij de gouden handdruk omzet in een (uitgestelde) periodieke uitkering. Heeft de werknemer eenmaal gekozen voor een (uitgestelde) periodieke uitkering, dan moet hij kiezen waar hij deze (uitgestelde) periodieke uitkering wil onderbrengen. Om deze laatste keuze te kunnen maken, heeft de werknemer tijd nodig. Gedurende deze tijd, staat het geld nog bij de ex-werkgever of op een geblokkeerde rekening bij een verzekeraar of bank.
In een Vraag en Antwoord heeft de Kennisgroep pensioenen aangegeven, wat een redelijke termijn is waarbinnen de werknemer moet beslissen wat hij met het geld wil doen. Deze redelijke termijn is vastgesteld op in ieder geval zes maanden vanaf het moment van toekennen. Kan de werknemer aantonen dat in zijn geval een termijn van zes maanden niet redelijk is, dan kan hij bij de inspecteur verzoeken om de redelijke termijn in zijn geval te verlengen.

Belang voor de praktijk
De werknemer heeft op grond van deze Vraag en Antwoord zes maanden de tijd om een keuze te maken. Heeft de werknemer na deze zes maanden geen keuze gemaakt, dan wordt de gouden handdrukstamrecht op dat moment geacht in een keer te zijn genoten. De werknemer is dan over het gehele bedrag belasting verschuldigd volgens het progressieve tarief. De instelling waar het geld is gestald – dit kan de ex-werkgever zijn, of de verzekeraar of bank waar het geld op een geblokkeerde rekening staat – is hiervoor inhoudingsplichtig.
Bovenstaande geldt ook als de gouden handdruk tijdelijk is ondergebracht op een derdenrekening bij een notaris of advocatenkantoor. Ook in dat geval geldt dus een redelijke termijn van zes maanden. Zijn deze zes maanden verstreken, dan is de notaris of het advocatenkantoor waar de derdenrekening is ondergebracht inhoudingsplichtig voor de verschuldigde belasting.

< terug