Variabiliseren periodieke uitkeringen ter vervanging van gederfd of te derven loon

Vraag & Antwoord 10-005, 27 september 2011

Het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen (CAP) van de Belastingdienst heeft op 27 september 2011 een vraag & antwoord gepubliceerd op het gebied van het verschil in de hoogste en laagste uitkering bij goudenhanddrukstamrechten.
In tegenstelling tot de wettelijk eisen bij een lijfrente waarvoor aftrek kan worden genoten, hoeven de termijnen bij een goudenhanddrukstamrecht dus ook die uit een Stamrecht BV niet vast te zijn.
Dit betekent dat de hoogte van termijnen onderling kan verschillen. Wel geldt dat de periodieke uitkeringen na variabilisering een voldoende realiteitsgehalte moeten blijven houden. In de praktijk was er onduidelijkheid over de mate waarin de termijnen mochten variëren om aan dit realiteitsgehalte te voldoen.
Waar in het verleden een verschil werd aangehouden tussen de hoogste en de laagste uitkering van 5:1 is nu door het CAP is aangegeven dat zij een uitkeringsverloop in ieder geval fiscaal acceptabel vinden als de hoogste uitkering niet meer bedraagt dan 10 keer de laagste uitkering.
Als de variabilisering deze bandbreedte te buiten gaat zal de belastingplichtige de situatie ter beoordeling moeten voorleggen aan de bevoegde belastinginspecteur.
De wisseling in de hoogte van de termijnen moet per stamrecht op de ingangsdatum van de periodieke uitkering zijn vastgesteld. Het is dus niet mogelijk om in de uitkeringsfase de hoogte van de uitkeringen naar eigen believen aan te passen.

Bijgaand de tekst van het vraag en antwoord.

Artikel 11 Wet op de loonbelasting 1964

Artikel 11, eerste lid, onderdeel g, Wet op de loonbelasting 1964

Stamrechtovereenkomst – Variabiliseren periodieke uitkeringen ter vervanging van gederfd of te derven loon - (Vraag & Antwoord 10-005 d.d. 270911)

Vraag
In tegenstelling tot pensioenen zijn voor periodieke uitkeringen ter vervanging van gederfd of te derven loon als bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel g, Wet LB geen grenzen voor variabilisering van de uitkeringen in de wet opgenomen.
Betekent dit dat periodieke uitkeringen ter vervanging van gederfd of te derven loon onbeperkt in omvang kunnen variëren?

Antwoord
Nee. Voor periodieke uitkeringen ter vervanging van gederfd of te derven loon gelden weliswaar minder strikte variabiliseringsgrenzen dan voor pensioenuitkeringen. Deze periodieke uitkeringen moeten na variabilisering echter wel een voldoende realiteitsgehalte blijven houden. Dit is bijvoorbeeld niet het geval bij een eenmalige uitkering van 100 die wordt gevolgd door periodieke uitkeringen van 1.

In de praktijk bestaat een veelheid aan verschillende omstandigheden die een rol kunnen spelen voor het realiteitsgehalte van de in omvang gevariabiliseerde periodieke uitkeringen. Teneinde een veelvoudige discussie in de praktijk te voorkomen hanteert de Belastingdienst de vuistregel dat een periodieke uitkering waarbij de laagste uitkering niet minder bedraagt dan 10% van de hoogste uitkering (bandbreedte 1:10) nog een voldoende realiteitsgehalte heeft. Indien de variabilisering van de periodieke uitkeringen deze bandbreedte te buiten gaat, zal per afzonderlijke situatie beoordeeld moeten worden of de periodieke uitkeringen na variabilisering nog voldoende realiteitsgehalte hebben.

Zoals is aangegeven in Vraag & Antwoord 08-020 moet de mate van variabilisering bij het ingaan van de termijnen zijn vastgesteld.

< terug