Samenvatting 
Hof Den Haag had in  juli 2011 beslist dat de 30%-vergoedingsregeling voor uitgezonden of uit het  buitenland aangeworven werknemers in de betreffende procedure niet van  toepassing was op een ontslagvergoeding. De grondslag van de  30%-vergoedingsregeling is beperkt tot loon uit tegenwoordige dienstbetrekking  en strekt niet uit tot loon uit vroegere dienstbetrekking. Uit de bepalingen  uit de arbeidsovereenkomst over de vergoeding bij beëindiging van de  arbeidsovereenkomst had het hof afgeleid dat de ontslagvergoeding niet  afhankelijk was van de duur en omvang van de door de directeur verrichte  arbeid. De directeur zou dezelfde ontslagvergoeding hebben gehad als de werkgever  de arbeidsovereenkomst al na een maand zou hebben beëindigd. De toegekende  ontslagvergoeding kwalificeerde daarom niet als loon uit tegenwoordige  dienstbetrekking, waardoor de 30%-regeling niet op deze vergoeding kon worden  toegepast. De Hoge Raad was het helemaal met dit oordeel eens en wees daarom  het beroep in cassatie zonder nadere motivering af.
Volledig artikel 
De 30%-regeling is  een belastingfaciliteit voor werknemers die zijn aangeworven uit het buitenland  en die beschikken over schaarse, specifieke deskundigheid (ingekomen  werknemers) en op werknemers die naar het buitenland zijn uitgezonden  (uitgezonden werknemers). Op basis van deze regeling kan aan kwalificerende  werknemers een belastingvrije vergoeding van maximaal 30% van het loon worden uitbetaald.  Afhankelijk van de feiten en omstandigheden in een concrete situatie kan een  ontslagvergoeding onder de 30%-regeling vallen. De Hoge Raad heeft onlangs een  uitspraak van Hof Den Haag bevestigd waarin  dat niet het geval was. 
De procedure betrof een eind 2005 in het buitenland aangeworven directeur van  een bv. In maart 2008 werd het dienstverband tussen de bv en de directeur  beëindigd en ontving de directeur in april 2008 een ontslagvergoeding. De bv  had op de ontslagvergoeding niet de 30%-regeling toegepast. Daar viel de  inhouding van loonbelasting en premie volksverzekeringen veel hoger uit. De  directeur had tegen de zijn inziens te hoge inhouding loonbelasting en premie volksverzekeringen  over de maand april 2008 vergeefs bezwaar gemaakt. De zaak kwam voor bij Hof  Den Haag.
Hof Den Haag stelde voorop dat de 30%-regeling van toepassing kan zijn op een  ontslagvergoeding als de ontslagvergoeding kwalificeert als ‘loon uit tegenwoordige  arbeid’. De Hoge Raad had in zijn arrest van 25 januari 2008 in deze zin  beslist. Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad is sprake van loon uit  tegenwoordige arbeid als de vergoeding in een heel nauw verband staat met  bepaalde verrichte arbeid of met in een bepaald tijdvak verrichte arbeid en  waarvoor de vergoeding de rechtstreekse beloning vormt. Vindt de  ontslagvergoeding meer algemeen haar oorzaak in het vroeger hebben verricht van  arbeid, dan is sprake van loon uit vroegere arbeid en hoort het niet tot de  grondslag van de 30%-regeling.
Het hof bekeek de  bepalingen uit de arbeidsovereenkomst over de vergoeding bij beëindiging van de  arbeidsovereenkomst. Daaruit bleek dat de ontslagvergoeding -op enkele voor de  onderhavige procedure niet van toepassing zijnde uitzonderingen na- gefixeerd  was op één bruto jaarsalaris en (dus) niet afhankelijk was van de duur en  omvang van de door de directeur verrichte arbeid. De directeur zou dezelfde  ontslagvergoeding hebben gehad als de werkgever de arbeidsovereenkomst al na  een maand zou hebben beëindigd. De toegekende ontslagvergoeding hield daarom  geen nauw verband met door de directeur voor de bv verrichte arbeid maar vond  meer algemeen haar oorzaak in het vroeger verricht hebben van arbeid. Daardoor  kon de 30%-regeling niet op ontslagvergoeding worden toegepast.
De Hoge Raad was  het helemaal met dit oordeel eens en wees daarom het beroep in cassatie zonder  nadere motivering af.
 Opmerkingen
Op  1 januari 2011 is de 30%-regeling wat betreft de grondslagomschrijving  aangepast, maar dat had geen materiële wijziging tot gevolg. De aanpassing  houdt verband met de invoering van de werkkostenregeling per deze datum waarbij  het begrip ‘fiscale loon’ is aangepast. Tot het nieuwe fiscale loon behoren ook  vergoedingen en verstrekkingen in dienstverband die voorheen uitdrukkelijk  buiten het fiscale loonbegrip bleven. Tot en met 31 december 2010 behoorde  volgens de wettekst tot de grondslag van de 30%-regeling: het loon uit  tegenwoordige dienstbetrekking (waarvoor geen recht bestaat op voorkoming van  dubbele belasting) plus de vergoeding voor extraterritoriale kosten, plus het  bedrag voor schoolgelden. Vanaf 1 januari 2011 behoort de vergoeding voor  extraterritoriale kosten ook tot het loon zodat de grondslagomschrijving voor  de 30% moest worden aangepast om een dubbeltelling van de vergoeding voor  extraterritoriale kosten te voorkomen. 
Op 28 juni 2006 hebben we bericht  over een uitspraak van eveneens Hof Den Haag over de vraag of een  ontslagvergoeding tot de grondslag van de 30%-regeling behoort. Het hof  beantwoorde de vraag in die procedure bevestigend. Deze uitspraak is vervolgens  door de Hoge Raad vernietigd.
Bron: PWC-Hof Den Haag, 26-7-2011, nr. 10/00180 (gepubliceerd 22-8-2011).